fietste weg
- Geluid: fietste weg (hulp, bestand)
- IPA: / ˈfitstə ˈwɛx / (3 lettergrepen)
- fiets·te weg
vervoeging van |
---|
wegfietsen |
fietste (…) weg
- enkelvoud verleden tijd van wegfietsen
- Ik fietste weg.
- Jij fietste weg.
- Hij, zij, het fietste weg.
- Ik fietste weg.
- Het woord fietste weg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.