fietskluis
- Geluid: fietskluis (hulp, bestand)
- fiets·kluis
- samenstelling van fiets en kluis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietskluis | fietskluizen |
verkleinwoord | fietskluisje | fietskluisjes |
- afsluitbare bergruimte, waarin (tegen betaling) een fiets kan worden gestald
- Het woord 'fietskluis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.