Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • feest·ta·fel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord feesttafel feesttafels
verkleinwoord feesttafeltje feesttafeltjes

Zelfstandig naamwoord

de feesttafelv / m [1]

  1. tafel waaraan de bezoekers van een feest kunnen plaatsnemen om te praten, te drinken en te eten
     Enige tijd later begon ze om de grote feesttafel, die Gwenhwyfars huwelijksgeschenk aan Arthur was geweest, heen te lopen.[2]
     'Het was aardig van mijn schoonvader om deze grote ronde feesttafel te sturen,' zei hij, 'maar er is geen kamer in Caerleon die er groot genoeg voor is.[2]
     Gwenhwyfar spande haar gehele lichaam, opdat ze niet weer zou gaan huilen; alle ogen waren op hen gericht, en zeer zeker was het al schandaal genoeg dat de Koning aan zijn eigen feesttafel vastte.[2]
  2. de maaltijd die men tijdens een feest gezamenlijk nuttigt

Gangbaarheid

Verwijzingen