Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • feest·maand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord feestmaand feestmaanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de feestmaandv / m

  1. een periode van ongeveer 30 dagen waarin men iets op een feestelijke wijze viert
  2. de maand december waarin veel feesten gevierd worden
     Deze coronamaatregelen (blijven) gelden in feestmaand december: Kunnen de coronaregels versoepeld worden met Kerst? Dat was de grote vraag voor de persconferentie van premier Rutte en minister De Jonge van vanavond. En ook weer niet, want in de afgelopen weken liet bewindspersoon na bewindspersoon, instantie na instantie zich negatief uit over wat er mogelijk zou zijn. Zeker omdat het aantal besmettingen weer oploopt, was duidelijk dat de persconferentie geen Kerstwonder zou herbergen.[1]
     Zo kunnen winkeliers meer klanten binnenlaten. "Dat gunnen we ze meer dan ooit in deze coronatijd", vervolgt de centrummanager. "Het is een zwaar en lastig jaar voor ondernemers. De bezoekersaantallen liggen veel lager dan normaal. We zetten alles op alles om ervoor te zorgen dat mensen in deze feestmaand veilig hun geschenken in Utrecht kunnen kopen."[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Deze coronamaatregelen (blijven) gelden in feestmaand december” (Dinsdag 8 december 2020, 20:48), NOS
  2.   Weblink bron “Utrecht bouwt leegstaande panden om tot inpakwinkels” (Zaterdag 5 december 2020, 18:47), NOS