Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • feest·ca·fé
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord feestcafé feestcafés
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het feestcaféo

  1. een uitgaansgelegenheid die zeer geschikt is voor het houden van feeten
    • Anja Hoeks, eigenaresse van Feestcafé de Flier in het Brabantse Bergeijk, ziet dezelfde ontwikkeling. „Het is heel erg hier, en het worden er steeds meer.” Donderdag meldden welzijnswerkers in de gemeente Ede nog geen extra drukte te zien in bestaande jongerenketen. [1] 
    • Mike uit Enschede is een van die verleiders. De voormalige CIOS-student werkte afgelopen zomer in een feestcafé op Mallorca. Dit weekend was hij nog op Freshtival in Enschede. [2] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen