favela
  • fa·ve·la
enkelvoud meervoud
naamwoord favela favela's
verkleinwoord

de favelav / m

  1. Braziliaanse sloppenwijk
     We zijn ook in een favela geweest, zelfs daar leken de mensen redelijk gelukkig.[1]
     "We staan echt op de kaart. Of het nou gaat om atletiek of beachvolleybal, we hebben veel kansen", zei de minister-president toen hij vandaag een bezoek bracht aan een favela in Rio de Janeiro.[2]
57 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    Rik Spekenbrink
    “'We willen met dit team gewoon goud winnen in Rio'” (10-01-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron “Rutte in Rio: Geen plannen voor Spelen in Nederland” (10-01-2017), Tubantia
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be