Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fau·na·be·heer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord faunabeheerder faunabeheerders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de faunabeheerderm

  1. (beroep) iemand die toezicht houdt op de wilde dieren die in een bepaald gebied leven
     Op de A12 bij Zevenaar is vanochtend een wolf ernstig gewond geraakt bij een aanrijding. Om het dier uit zijn lijden te verlossen, heeft een faunabeheerder de wolf een genadeschot gegeven, meldt Stichting Wildaanrijdingen Nederland (SWN).[1]
     Flora- en faunabeheerder Victor Nuijten, werkzaam in de bos- en heidegebieden van de gemeente Ede, meldt de gebeurtenis op Twitter. Hij werd na de aanrijding opgeroepen om alles af te handelen.[2]
     Volgens faunabeheerder Bart Castelein van de gemeente Arnhem loopt het hertje niemand in de weg, zolang het bij de koeien blijft. De boerderij ligt naast een provinciale weg. "Binnen nu en een maand gaan de koeien van de boer de stal in en het was even de vraag wat er met het hertje moet gebeuren. Maar het dier is ertussen gekomen, dus het kan er ook weer uit om het bos weer in te gaan."[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Zwaargewonde wolf krijgt genadeschot na aanrijding op A12” (Donderdag 13 april 2023, 18:54), NOS
  2.   Weblink bron “Gewei van aangereden edelhert afgezaagd en meegenomen” (Woensdag 11 november 2020, 22:21), NOS
  3.   Weblink bron “Eenzaam hertje Veluwe zoekt aansluiting bij kudde koeien” (Maandag 30 oktober 2017, 12:32), NOS