• fa·se·draad
enkelvoud meervoud
naamwoord fasedraad fasedraden
verkleinwoord fasedraadje fasedraadjes

fasedraad

  1. (elektrotechniek) de draad die samen met de z.g. 'nuldraad', de stroom van en naar de aangesloten apparatuur brengt, in een schema meestal aangeduid met de letter L