Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie·trek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord familietrek familietrekken
verkleinwoord familietrekje familietrekjes

Zelfstandig naamwoord

de familietrekm

  1. een eigenschap die kenmerkend is voor leden van een familie
    • Tja, dat is nu echt een familietrekje! 

Gangbaarheid