• fa·mi·lie·sfeer
enkelvoud meervoud
naamwoord familiesfeer familiesferen
verkleinwoord familiesfeertje familiesfeertjes

de familiesfeerv / m

  1. alles wat gebeurt in de context van een familie en de familieleden
     Officieel wordt de A-component aangeduid als “inkomensbestanddeel” en heeft de uit veel hogere bedragen opgebouwde B-component “betrekking op personele en materiële uitgaven die zich "grotendeels in de familiesfeer" voltrekken.[1]
     Er werd al van uitgegaan dat het ging om een ruzie in de familiesfeer. De man die zich meldde op het bureau, is aangehouden en vastgezet. In zijn huis vond de politie een vuurwapen.[2]
     De vrouwen vinden het verder spijtig dat de commissie zich vooral op misbruik en geweld in kloosters en congregaties heeft gericht, en nauwelijks op delicten die in de parochie- of familiesfeer zijn gepleegd. "Uiterst wonderlijk", vinden de vrouwen, omdat bij de meeste slachtoffers het misbruik thuis of in de parochie heeft plaatsgevonden.[3]
  2. de stemming in een familie
  1.   Weblink bron
    Piet van Asseldonk
    “Het miljoeneninkomen van de koning heeft vele gezichten” (Zaterdag 24 september 2016, 07:15), NOS
  2.   Weblink bron “Vermoedelijke schutter Amsterdam meldt zich” (Donderdag 12 februari 2015, 10:59), NOS
  3.   Weblink bron “'Deetman uiterst teleurstellend'” (Maandag 11 maart 2013, 16:24), NOS