Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie·di·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord familiediner familiediners
verkleinwoord familiedinertje familiedinertjes

Zelfstandig naamwoord

familiediner o [1]

  1. een avondmaaltijd met de hele familie
     In de eetkamer staat een enorm wit peperkoekenhuis in de vorm van het Witte Huis en in de China Room (Porseleinkamer) is de eettafel gedekt voor een familiediner, met porselein van voormalig president Ronald Reagan.[2]
     Wederom wordt Kerst dit jaar anders dan normaal gevierd: geen grote feesten, wel een negatieve zelftest om bij het familiediner aan te sluiten. En niet lang tafelen in een restaurant, maar wel met een afhaalmenu aan de eettafel. En als het niet meezit, een Kerst in quarantaine of isolatie. Hoe viert Nederland Kerst 2021?[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “5500 meter aan kerstlampjes: Melania Trump heeft het Witte Huis versierd” (Dinsdag 28 november 2017), NOS
  3.   Weblink bron “Zo viert Nederland Kerst: met een zelftest aan het afhaalmenu, of in quarantaine” (Zaterdag 25 december 2021), NOS