Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fac·tu·eel
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen factueel factueler factueelst
verbogen factuele factuelere factueelste
partitief factueels factuelers -

Bijvoeglijk naamwoord

factueel

  1. berustend op de werkelijkheid, berustend op feiten
     Hij ontkende evenwel niet dat het bericht factueel klopt.[1]
     De seksuologe en ex-Miss België is volgens Liam Humphreys, hoofd factueel entertainment bij Channel 4, de geknipte persoon om de kennis van Britse schoolkinderen over seks bij te spijkeren.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Fortis belooft klaarheid over topvergoedingen” (1/03/2009), De Standaard
  2.   Weblink bron
    edm
    “Goedele Liekens binnenkort ook te zien op Britse televisie” (31/08/2014), De Standaard