fabricaat
- fa·bri·caat
- afgeleid van fabriceren met het achtervoegsel -aat [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fabricaat | fabricaten |
verkleinwoord | fabricaatje | fabricaatjes |
het fabricaat o
- een product gemaakt door een fabriek
- voortbrenging, maaksel
- Hij was trots op zijn tuinmeubelen van eigen fabricaat, hij had er dan ook lang aan gewerkt.
- fabrikaat (officiële spelling tot 2006)
- Het woord fabricaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fabricaat" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ fabricaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be