Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·port·aan·deel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord exportaandeel exportaandelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het exportaandeelo

  1. deel van de totale uitvoer van goederen naar het buitenland
     Als de hefbomen niet naar de Vlamingen willen komen, moeten de Vlamingen maar naar de hefbomen gaan, dat is het idee dat achter mijn sortie van dit weekend zit. Met lastenverlagingen en een flexibelere, modernere arbeidsmarkt moeten we de hefbomen op een beleid zetten dat een open, inclusieve economie als de Vlaamse ten goede komt. Want de toestand is ernstig. Anders dan Nederland en Duitsland heeft België de voorbije 20 jaar 30 procent van zijn exportaandeel verloren. Dat is onze koopkracht op lange termijn die bedreigd wordt. Op de vergrijzing zijn we ondanks 25 jaar socialistische excellenties op het departement Pensioenen al evenmin voorbereid.[1]
     Het exportaandeel van Nederlandse goederen naar Afrika zijn tussen 2008 en 2014 gestegen van 2,6% tot 3,3%. De exportwaarde bedroeg vorig jaar ruim €14,2 miljard.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Over de splinter en de balk” (3 september 2013), De Standaard
  2.   Weblink bron “Export naar Afrika neemt toe” (3 april 2015), De Telegraaf