exploitatiemaatschappij

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·ploi·ta·tie·maat·schap·pij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord exploitatiemaatschappij exploitatiemaatschappijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

exploitatiemaatschappij v [1]

  1. onderneming die onroerend goed verhuurt of op een andere economisch profijtelijke wijze gebruikt
     Onafhankelijk van elkaar hadden de bouwkundig opzichter en het conciërge-echtpaar bij de directeuren van de exploitatiemaatschappij de Quispels als de nieuwe huurders aangeprezen.[2]
     De energiemaatschappijen Delta en Essent waren elk voor de helft eigenaar van EPZ, de exploitatiemaatschappij van de centrale. Toen Essent ruim een jaar geleden overging in handen van RWE, wilden de aandeelhouders van Essent hun belang van 50 procent ook overdragen aan de Duitse maatschappij.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Hoge Raad: Borssele niet privaat” (21-01-2011), NOS