existeren
- exis·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bestaan’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- afgeleid van het Franse exister (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
existeren |
existeerde |
geëxisteerd |
zwak -d | volledig |
existeren
- absoluut bestaan; er zijn
- Er heeft ooit een landmassa geëxisteerd waarvan Afrika, Zuid-Amerika, Madagaskar, India en Australië deel uitmaakten .
- Het woord existeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "existeren" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "existeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be