• eva·cu·a·tie·be·vel
enkelvoud meervoud
naamwoord evacuatiebevel evacuatiebevelen
verkleinwoord

het evacuatiebevelo

  1. opdracht om een bepaald gebied te verlaten (omdat het daar onveilig is of wordt)
     ... door de storm heen hoor ik vaag de NYPD en FDNY die door Hamilton Beach rijden en op deuren bonzen en door megafoons roepen om de laatste twijfelaars en de mensen die het evacuatiebevel niet hebben meegekregen - wat buitengewoon onwaarschijnlijk lijkt - over te halen hun spullen te pakken en zich uit de voeten te maken.[2]
     De kapitein van de Sewol kreeg in 2015 levenslang, omdat hij het schip had verlaten zonder een evacuatiebevel te geven. Passagiers hadden juist te horen gekregen dat ze in hun hut moesten blijven.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Rampschip Sewol rechtop gezet voor zoektocht naar laatste vermisten” (10-05-2018), NOS