eresaluut
  • ere·sa·luut
enkelvoud meervoud
naamwoord eresaluut eresaluten
verkleinwoord eresaluutje eresaluutjes

het eresaluuto

  1. het in het openbaar iemand huldigen, bedanken of gedenken
    • Usain Bolt mocht aan het einde van de WK atletiek in Londen een ereronde maken door het Olympisch Stadion. Het was een eresaluut voor de sprintheld uit Jamaica, die op het toernooi in de Engelse hoofdstad afscheid nam van de atletiek. [2] 
    • Tijdens die minuut brengen Zwarte Crossers een massaal eresaluut aan het leven. De bezoekers eren hun leven, en dat van hun naasten, in vrijheid. Het festival en Amnesty International willen met de Levendenherdenking op een positieve en ludieke manier aandacht vragen voor de vrijheid aangezien dit niet vanzelfsprekend is. [3] 
86 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]