• ere·blijk
enkelvoud meervoud
naamwoord ereblijk ereblijken
verkleinwoord

ereblijk m/o [1]

  1. teken van eer en dankbaarheid
     Michel van Egmond won vorige week voor de derde keer in vijf jaar tijd de NS Publieksprijs. Al jaren is er kritiek op het jaarlijkse ereblijk dat wordt georganiseerd door het CPNB (Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek). Wordt het niet een keer tijd om te stoppen met deze ‘door en door commerciële prijs’? We spreken CPNB-voorzitter Eppo van Nispen tot Sevenaer.[2]
     Ereblijk voor redders van vrouw uit Vuren: Koelbloedig optreden van twee mannen redde op dinsdagmorgen 9 december vorig jaar het leven van Amina Aaffan uit Vuren.[3]
46 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Robbert van Rijswijk
    “Voorzitter NS Publieksprijs twijfelt over huidige nominatie-opzet” (30/11/2017), HP de Tijd
  3.   Weblink bron
    André Bijl
    “Ereblijk voor redders van vrouw uit Vuren” (08-04-2015), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be