engeltjesmaakster

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·gel·tjes·maak·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord engeltjesmaakster engeltjesmaaksters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de engeltjesmaaksterv

  1. (eufemisme) (beroep) vrouw die een abortus verricht
  2. vrouw die kleine kinderen door verwaarlozing of anderszins doet sterven
Synoniemen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen