elixir
  • elixir
  • uit het Arabisch الإكسير - al-'iksīr [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord elixir elixirs
verkleinwoord

het elixiro

  1. een ingedikt, stroperig aftreksel van kruiden of planten dat vaak alcohol bevat
    • Pontificaal gezeten in mijn bomma's fauteuil, onder de Byzantijnse afbeelding van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand in haar karmozijnrode gewaad, een drupje Elixir d'Anvers op het ovale bijzettafeltje, liet heeroom tijdens zijn congé sigarenrook de kamer in kringelen. [2] 
  2. een drankje, waaraan doorgaans bepaalde magische of geneeskundige eigenschappen worden toegeschreven
68 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]