elefantiasis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ele·fan·ti·a·sis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘huidverdikking, knobbelmelaatsheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1608 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | elefantiasis | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de elefantiasis v
Synoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord elefantiasis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "elefantiasis" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "elefantiasis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ elefantiasis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be