• eind·over·win·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord eindoverwinning eindoverwinningen
verkleinwoord

de eindoverwinningv

  1. de laatste, finale, uiteindelijke overwinning; overwinning op het einde van een toernooi of serie wedstrijden
     Daar zullen ze jullie de eindoverwinning voorschrijven. Ik heb daarnet een matroos gehoord. Joerotsjka, jij zou gek geworden zijn. Wat een hartstocht. Uit één stuk.'Sjoera Schlesinger werd onderbroken.[2]
     De winnaar per ronde krijgt vijf punten, de verliezend finalist drie en de overige twee halvefinalisten twee. De eerste vier van de ranglijst na zestien speelronden plaatsen zich voor de play-offs. Daarin staat de eindoverwinning op het spel.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “Van Gerwen toont tekenen van herstel, Clayton pakt dagzege” (DO 10 FEBRUARI 2022), NOS