Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ein·de·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eindeloosheid eindeloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eindeloosheidv

  1. het eindeloos zijn
    • De eindeloosheid van de wachtrij deed hem vrezen geen kaartje te kunnen kopen. 
Synoniemen
  1. eeuwigheid, infiniteit, oneindigheid

Gangbaarheid