eindeloosheid
- ein·de·loos·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eindeloosheid | eindeloosheden |
verkleinwoord |
de eindeloosheid v
- het eindeloos zijn
- De eindeloosheid van de wachtrij deed hem vrezen geen kaartje te kunnen kopen.
- Het woord eindeloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.