• ein·de·loos·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord eindeloosheid eindeloosheden
verkleinwoord

de eindeloosheidv

  1. het eindeloos zijn
    • De eindeloosheid van de wachtrij deed hem vrezen geen kaartje te kunnen kopen. 
  1. eeuwigheid, infiniteit, oneindigheid