eerstegraadsleraar
- eer·ste·graads·le·raar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eerstegraadsleraar | eerstegraadsleraars eerstegraadsleraren |
verkleinwoord | eerstegraadsleraartje | eerstegraadsleraartjes |
de eerstegraadsleraar m
- (onderwijs) (beroep) iemand met een masteropleiding en een onderwijsbevoegdheid die lesgeeft op een middelbare school
- ▸ Alleen de SP toonde zich dinsdag fel tegen. De partij ziet alleen iets in het plan als „introductie op het onderwijs. „Als ze eenmaal een zware baan hebben als leraar, willen ze niet doorstuderen voor de eerstegraadsmasteropleiding. Het aantal eerstegraadsleraren zal dus verder afnemen.[1]
- ▸ De hbo-master wordt ontworpen in samenwerking met de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen. De hbo-master wordt de enige bekostigde opleiding die eerstegraadsleraren godsdienst aflevert voor orthodox-christelijke scholen. De master biedt ook universitair geschoolde theologen de mogelijkheid een onderwijsbevoegdheid te halen.[2]
- Het woord eerstegraadsleraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Kamer positief over ’bachelors’ als leraar” (22 april 2009), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Opleiding godsdienstleraar aan CHE krijgt bekostiging” (7 september 2010), Reformatorisch Dagblad