Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·spo·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van een en spoor met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen eensporig
verbogen eensporige
partitief eensporigs

Bijvoeglijk naamwoord

eensporig

  1. met slechts één (geluids)spoor

Gangbaarheid