Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·en·twin·tig·hoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eenentwintighoek eenentwintighoeken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de eenentwintighoekm

  1. (meetkunde) meetkundige figuur met eenentwintig hoeken
    • Construeer de ingeschreven regelmatige eenentwintighoek van cirkel 11, met de punt omhoog.[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen