• eco·no·mie·mi·nis·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord economieminister economieministers
verkleinwoord

de economieministerm

  1. minister die leiding geeft aan een Ministerie van Economische Zaken
     Na de kernramp in Fukushima in 2011 besloot Duitsland om geleidelijk van kernenergie af te stappen. Voor 2023 zouden de laatste drie kerncentrales sluiten, maar de Oekraïne-oorlog en energiecrisis gooiden roet in het eten. Het debat rond kernenergie, als alternatief voor Russisch gas, laaide weer op. Economieminister Robert Habeck van De Groenen besloot twee kerncentrales tot in april open te laten.[1]
     Weliswaar groeide de Duitse economie tien jaar op rij, de langste groeiperiode in meer dan 50 jaar, maar "de tegenwind steekt op, vooral uit de wereld om ons heen", vindt economieminister Peter Altmaier. "De steekwoorden zijn brexit, handelsconflicten en de internationale belastingpolitiek".[2]
  1.   Weblink bron “Greta Thunberg pleit voor langer openblijven Duitse kerncentrales” (Woensdag 12 oktober 2022, 22:16), NOS
  2.   Weblink bron “Economisch gouden jaren voorbij, zo staat de economie ervoor” (Donderdag 31 januari 2019, 06:00), NOS