Nederlands

 
dubbelvier
Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·vier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dubbelvier dubbelvieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dubbelvierv / m

  1. (sport) wedstrijdsport waarbij vierroeiers in één roeiboot zitten en waarbij iedere roeier de beschikking heeft over twee roeiriemen
     De Nederlandse dubbelvier, met Nika Vos, Tessa Dullemans, Ilse Kolkman en Bente Paulis, moet in de finale alleen China voor zich laten.[2]
     Zes boten van de Nederlandse roeiploeg hebben zich donderdag verzekerd van een finaleplaats bij de WK in het Tsjechische Racice: Martine Veldhuis in de lichte skiff, de vrouwen twee-zonder, de vrouwen vier-zonder, de mannen vier-zonder, de vrouwen dubbelvier en de mannen dubbelvier.[3]
     Ymkje Clevering en Veronique Meester hebben bij de WK roeien in het Tsjechische Racice zilver veroverd in de twee-zonder-stuurvrouw. Ook de vier-zonder-stuurvrouw en de dubbelvier bij de vrouwen pakten zilver. De mannen van de vier-zonder legden beslag op brons.[4]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Vrouwen dubbelvier pakken WK-zilver na knappe inhaalrace” (Zaterdag 24 september 2022, 16:02), NOS
  3.   Weblink bron “Zes Nederlandse boten roeien zich naar WK-finale” (Donderdag 22 september 2022, 17:07), NOS
  4.   Weblink bron “Vier medailles voor Nederlandse roeiers bij WK in Tsjechië: drie zilver, één brons” (Zaterdag 24 september 2022, 14:30), NOS