dubbelverdiener
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dub·bel·ver·die·ner
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dubbel en verdiener [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dubbelverdiener | dubbelverdieners |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de dubbelverdiener m
- (economie) persoon die inkomen uit meer dan een bron verwerft
Gangbaarheid
- Het woord 'dubbelverdiener' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.