dubbelmandaat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dub·bel·man·daat
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dubbel en mandaat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dubbelmandaat | dubbelmandaten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het dubbelmandaat o
- gelijktijdig lidmaatschap van twee bestuurslichamen
Gangbaarheid
- Het woord dubbelmandaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.