• dro·men·rijk
enkelvoud meervoud
naamwoord dromenrijk dromenrijken
verkleinwoord

het dromenrijko

  1. een sprookjesachtige fantasiewereld
     Algauw was het huis een dromenrijk.[1]
     Op haar net verschenen album 'Tookah' zingt Torrini Björkiaanse liedjes als 'Autumn Sun', of het fraaie openingsnummer 'Tookah'. Sprookjesachtige dichtwerken vol weldadige natuur- en dierenmetaforen: "The hem of her dress spills over what covers the seat, and flutters in the breeze like caterpillars on a leaf." Alsof we het dromenrijk van Björk weer zijn binnengestapt.[2]
  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  2.   Weblink bron
    ROBERT VAN GIJSSE
    “Is het Björk zelf, of doet er weer iemand een Björkje?” (8 januari 2014), De Morgen