driestal
- drie·stal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | driestal | driestallen |
verkleinwoord | driestalletje | driestalletjes |
- krukje met drie poten
- ▸ Hij kon hem nu niet zien, maar zag hem toch, zooals hij 'tweebeen zat op driebeen' bukte op zijn driestal, een elleboog op zijn knie en in zijn hand met de breede pikduim 't Psalmenboek laag houdend.[3]
- Het woord 'driestal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.