dreumel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dreu·mel
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands dromel, op te vatten als afgeleid van dreum zn met het achtervoegsel -el [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dreumel | dreumels |
verkleinwoord | dreumeltje | dreumeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de dreumel m
- stuk touw
- klein kind
- eindje van een dichtgebonden zak
Synoniemen
- [2] dreumes
Gangbaarheid
- Het woord 'dreumel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dreumel" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ dreumel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be