doorlaat
- door·laat
- samenstelling van door en laat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doorlaat | doorlaten |
verkleinwoord | doorlaatje | doorlaatjes |
de doorlaat m
- een plek waar iets doorgelaten wordt
- Ik denk dat de doorlaat verstopt zit.
vervoeging van |
---|
doorlaten |
doorlaat
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlaten
- ... dat ik doorlaat.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlaten
- ... dat jij doorlaat.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlaten
- ... dat hij doorlaat.
- Het woord doorlaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doorlaat" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be