• door·hak·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorhakken
hakte door
doorgehakt
zwak -t volledig

doorhakken

  1. met een bijl of hak in stukken verdelen
    • De houthakker hakte de stam van de boom door totdat deze omviel. 
  2. oplossen van moeilijke problemen door een beslissing te nemen
    • De directeur moest de knoop doorhakken en het besluit nemen. 
  • de knoop doorhakken
een beslissing nemen
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be