• door·gangs·ver·keer
enkelvoud meervoud
naamwoord doorgangsverkeer
verkleinwoord

het doorgangsverkeero

  1. (verkeer) de verzameling voertuigen die door een bepaalde plaats rijdt op weg naar een andere bestemming
     Verder betekent wonen aan het begin van de bebouwde kom dat het doorgangsverkeer uit Plausitz met honderd kilometer per uur langs haar huis raast.[1]
     Als het aan hem ligt, wordt het verbod op doorgangsverkeer sowieso opgeschort totdat buurgemeente Enschede het verlengde van de Hogeboekelweg, de Hoge Boekelerweg, ook heeft aangepakt. „Je kunt bewoners en bedrijven wel een persoonlijke ontheffing geven, maar wat doe je dan met alle vervoer van klanten naar de zorgboerderij en met agrariërs uit de regio die net buiten de zone een maïsperceel huren?”[2]
  1. “Onder buren”, Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186
  2.   Weblink bron
    Martin Ruesink
    “Bewoners net buiten fietszone Hogeboekelweg Losser: ‘We gaan niet betalen voor ontheffing’” (19-05-2021), Tubantia