dominion
- do·mi·ni·on
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘autonoom deel van het Britse Rijk’ voor het eerst aangetroffen in 1931 [1]
- van Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dominion | dominions |
verkleinwoord |
het dominion o
- autonoom deel van het Britse Rijk, deel van het Britse gemenebest
- In India en de Britse dominions - Australië, Canada, Nieuw-Zeeland - werd niet gevochten, maar de Eerste Wereldoorlog trok er diepe sporen en bracht hun onafhankelijkheid dichterbij, overigens zonder dat het hun loyaliteit aan de Britse kroon verminderde. Geen land leverde percentsgewijs een hogere bijdrage — in troepen en doden - dan Nieuw-Zeeland. [3]
- Het woord dominion staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dominion" herkend door:
33 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dominion" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dominion op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Hans Steketee 8 december 2014
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be