dolaard
- do·laard
- naamwoord van handeling van dolen met het achtervoegsel -aard[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dolaard | dolaards |
verkleinwoord |
de dolaard m
- iemand die schijnbaar doelloos rondzwerft
- ▸ Dan is het doel bereikt, dan leert gij eerst wat reizen betekent voor de dolaards en de ware wijzen.[2]
- ▸ Als ik voorbij Gojo de laagvlakte verlaat en aan de uiteindelijke bedevaart begin, zit hij langs de rand van de weg rijstwijn te drinken. De universele dolaard. Waar men ook komt ter wereld, de Franse chemineau, de Amerikaanse hobo, ze zijn allemaal onderweg naar nergens.[3]
- Het woord dolaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dolaard" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Prijkt gedicht 'Bericht aan de reizigers' binnenkort in Antwerpen Centraal?” (22/03/2010), De Standaard
- ↑ Weblink bron Michiel Hendryckx“Dolaard” (08/05/2012), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be