doetje
- doet·je
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | doetje | doetjes |
het doetje o dim. tant. [3]
- iemand die te gemakkelijk doet wat een ander vraagt zonder kritisch te zijn
- Het doetje moet naar een assertiviteitstraining waar hij van zich leert bijten, maar hij weigert om te gaan.
- Het woord doetje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doetje" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "doetje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ doetje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be