Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doet za·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
zakendoen

doet (…) zaken

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zakendoen
    • Jij doet zaken. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zakendoen
    • Hij doet zaken. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zakendoen
    • Doet zaken! 

Gangbaarheid