doelkans

Nederlands

gemiste doelkans

Uitspraak

• Geluid:  doelkans    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• doel·kans

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  doel zn  en  kans zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	doelkans	doelkansen
verkleinwoord	doelkansje	doelkansjes

Zelfstandig naamwoord

de doelkans v / m

1. mogelijkheid om te scoren bij een wedstrijd waarbij men een bal voorbij de keeper in een doel moet brengen zoals bij voetbal, handbal en hockey

   • In de beginfase van de wedstrijd kreeg Standard Luik na tien minuten de eerste grote doelkans. Keeper Sari van Veenendaal bracht echter redding toen er een speelster van de thuisploeg alleen op haar afkwam. Daarna behield Standard een veldoverwicht en was het veelvuldig op de helft van de rood-witten te vinden.  
   • De Graafschap was voor Heracles de eerste horde op weg naar die prijs. Die nam de ploeg van Peter Bosz met verve. Bijna zeventig minuten lang hoefde Pasveer dinsdag niet in actie te komen. Pas toen, bij een 4-0 stand, creëerde De Graafschap zijn eerste doelkans. Pasveer: ,,Of ik het daarvoor koud had? Nee, dat valt mee. Ik probeer ook altijd aanspeelbaar te zijn voor medespelers, dus ik heb mezelf wel warm gehouden.”  

Gangbaarheid

• Het woord doelkans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doelkans" herkend door:

86 %	van de Nederlanders;
93 %	van de Vlamingen.