doeactiviteit
- doe·ac·ti·vi·teit
- samenstelling van doe zn en activiteit zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doeactiviteit | doeactiviteiten |
verkleinwoord |
de doeactiviteit v
- praktische, fysieke bezigheid
- ▸ Van 21 tot en met 28 september wordt de Week van het Landschap gehouden. Bezoekers zijn deze week extra welkom in twaalf van de mooiste natuurgebieden. Daar zijn wandel- en fietsroutes uitgezet, is deel te nemen aan excursies met de boswachter en zijn er voor kinderen leuke doeactiviteiten.[1]
- ▸ Vanzelfsprekend zijn er tijdens het open huis de doeactiviteiten. Stormbaan en klimtorens zijn open. Op een parcours kunnen liefhebbers met terreinfietsen rossen. De landmacht doet er alles aan om de militairen fris van lijf en leden te houden.[2]
- Het woord doeactiviteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Week van het Landschap” (13 september 2002), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Riekelt Pasterkamp“Waar is hier de coffeeshop?” (27 september 2002), Reformatorisch Dagblad