• dob·be
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  doppa zn  "metalen knop", dat van de Middelnederduitse woorden  dop zn  en  doppe zn  "ronde of bolvormige schaal; knop" komt
Naar frequentie 92676
m/v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dobbe     m: dobben
v: dobba  
  dobber     dobbene  
genitief   dobbes     m: dobbens
v: dobbas  
  dobbers     dobbenes  

dobbe, m / v

  1. (sieraden) oorsieraad, sieraad, meestal van ronde of langwerpige vorm, om in de oorlel te hangen
  2. (waterbeheer) komvormige uitholling in de grond, al dan niet omringd door een kade, voor het verzamelen en bewaren van zoet water [1]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Voor het sierraad zijn de beide woordvormen 'dobb' en 'dobbe' zijn toegestaan.
    Zie: Taalhervorming 2005: Rettskrivningsendringer fra 1. juli 2005 (in het Noors)
    1.2.5.1 Utlydende e: dobb el. dobbe
    In de betekenis van drinkkuil heeft het woord een andere afkomst, en mag dus niet als dobb gespeld worden


  • dob·be
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  doppa zn  "metalen knop", dat van de Middelnederduitse woorden  dop zn  en  doppe zn  "ronde of bolvormige schaal; knop" komt
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dobbe     dobben     dobbar     dobbane  
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dobbe     dobba     dobber     dobbene  

dobbe, m / v

  1. (sieraden) oorsieraad, sieraad, meestal van ronde of langwerpige vorm, om in de oorlel te hangen
  1. Beide woordvormen 'dobb' en 'dobbe' zijn toegestaan.
    Zie: Taalhervorming 2005: Rettskrivningsendringer fra 1. juli 2005 (in het Noors)
    1.2.5.1 Utlydende e: dobb el. dobbe