• oor·sie·raad
enkelvoud meervoud
naamwoord oorsieraad oorsieraden
verkleinwoord - -

het oorsieraado

  1. (kleding) decoratie van de oorschelp, vaak in de vorm van een juweel
     Met een subtiel baardje, een oorsieraad en strak in het pak, zag de 21-jarige Esteban (1.93 meter lang) er verzorgd uit.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Erik Oudshoorn
    “Welkom in Holland, dacht debuterende AZ-doelman” (14 februari 2011) op nrc.nl