• dis·tré
Naar frequentie 43850
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud distré
o enkelvoud distré
meervoud distré
distrée
distree
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
distré
distrée
distree

distré

  1. afgeleid, verstrooid
    «Kameratene begynte å synes at han blev så merkelig distré. Men litt distré har han nu alltid vært.»
    Zijn kameraden begonnen te denken dat hij zo vreemd verstrooid was. Maar hij is altijd een beetje verstrooid geweest.


  • dis·tré
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud distré distreare
distréare
distreast
distréast
o enkelvoud distré
meervoud distré
distrée
distree
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
distré
distrée
distree
distreare
distréare
distreaste
distréaste

distré

  1. verstrooid