enkelvoud meervoud
distance distances

distance

vervoeging
onbepaalde wijs to  distance 
he/she/it  distances 
verleden tijd  distanced 
voltooid
deelwoord
 distanced 
onvoltooid
deelwoord
 distancing 
gebiedende wijs  distance 
  1. afstand
    «The distance from here to Durham is 12 miles.»
    De afstand van hier naar Durham bedraagt twaalf mijl.

distance

  1. wederkerend ~ oneself from zich distantiëren van, afstand nemen van
    «He distanced himself from the mistakes made under the Bush administration.»
    Hij distantieerde zich van de vergissingen gemaakt onder de regering Bush.




enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  distance     la distance     distances     les distances  

distance v

  1. afstand, tussenruimte
  2. tussentijd
  3. (figuurlijk) verschil