dissemineren
- dis·se·mi·ne·ren
- afgeleid van het Franse disséminer (met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dissemineren |
dissemineerde |
gedissemineerd |
zwak -d | volledig |
dissemineren
1. uitzaaien
- Het woord dissemineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.