• dir·ham
  • Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘munteenheid van Marokko en de Verenigde Arabische Emiraten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1] [2]
  • Een voormalige Byzantijnse, Perzische en Arabische munteenheid, afgeleid van het Griekse drachme
enkelvoud meervoud
naamwoord dirham dirhams
verkleinwoord - -

de dirhamm

  1. (financieel) munteenheid van Marokko en enkele Arabische landen
38 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[3]