diploma-uitreiking

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·plo·ma-uit·rei·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diploma-uitreiking diploma-uitreikingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de diploma-uitreikingv

  1. gebeurtenis waarbij iemand die succesvol een studie of cursus heeft afgerond een diploma krijgt
    • Tijdens de diploma-uitreiking waren de ouders en andere familieleden aanwezig. 

Gangbaarheid